dinsdag 30 juni 2015

Gastles programmeren (Christoffelschool Nieuwegein)

Vanochtend gaf ik voor het eerst in negen jaar weer les aan een klas kinderen. Op de Christoffelschool in Nieuwegein verzorgde ik een gastles rondom programmeren voor de kinderen in groep 7/8. Hieronder staan mijn presentatie en mijn bevindingen van vandaag.



Sandwich Robot
Ik kreeg van de leerkracht carte blanche in het verzorgen van de gastles. Ze gaf aan dat de kinderen geen ervaring hebben met programmeren, maar dat de tekst bij Begrijpend Lezen onlangs toevallig over Scratch ging.

Met dit in mijn achterhoofd, leek het mij verstandig om te beginnen met een unplugged activiteit. Al geruime tijd wijs ik studenten op de website www.codekinderen.nl waar een aantal mooie unplugged activiteiten staat met concreet uitgewerkt leerkrachtmateriaal. Ik besloot om voor de Sandwich Robot te gaan. Het is inmiddels bijna een klassiek voorbeeld, maar ik had het nog nooit zelf uitgevoerd.

Eerst mochten de leerlingen op papier uitdenken hoe je eigenlijk überhaupt een boterham met hagelslag smeert. Dat varieerde van pakken en smeren tot boterham pakken, boter pakken, hagelslag pakken, brood smeren, opeten, opruimen.

Toen de leerlingen begrepen dat de Sandwich Robot maar een beperkt aantal commando's kent, moesten ze heel gericht nadenken welk programma ze wilden schrijven. Dat konden ze doen door op een werkblad specifieke commando's te omcirkelen in een logische volgorde. Vervolgens konden ze hun programma oplezen terwijl ik, als Sandwich Robot, de commando's precies uitvoerde. Dat bleek nog behoorlijk lastig! Op een gegeven moment stond ik met alle spullen in mijn handen en moest ik ook nog het boterkuipje openen...

De activiteit zorgde voor hilarische momenten (bijvoorbeeld het moment waarop het beboterde mes alle kanten op ging), maar ook voor frustratie (wat een domme robot!). Volgens mij beseften de leerlingen wel aardig dat een robot echt stap voor stap heel precies moet aangestuurd worden. Het proces van kleine stapjes maken, uittesten, debuggen en nieuwe stapjes toevoegen, kwam hierin heel mooi naar voren!





Scratch
Na een uur mochten de leerlingen ook nog met Scratch aan de slag! Ik toonde op het digibord even snel hoe je bij Scratch komt en hoe je blokjes sleept. Daarna konden ze in tweetallen achter een computer om het zelf te gaan ervaren. Ik maakte hierbij gebruik van de eerste les van Stichting CodeUur. Dit werkboekje heb ik zelf in februari doorlopen en hier ik heb uiteindelijk onderstaande instructievideo van gemaakt. 


De leerlingen gingen zeer divers aan de slag. Sommigen volgden nauwgezet het boekje, anderen wilden vooral van alles zelf uitproberen. Iedereen liep op een gegeven moment wel ergens vast, of het ging niet precies zoals ze wilden. Voor mij was dit een mooie uitdaging om niet telkens direct een goede oplossing aan te dragen. Testen, debuggen, testen, debuggen.

Omwille van de tijd moest ik enigszins vroegtijdig afronden. Eén tweetal had het hele boekje doorlopen en een werkende game geprogrammeerd. De meeste andere tweetallen hadden wel een level ontworpen en konden de kat besturen met de pijltjestoetsen, maar waren nog niet helemaal klaar. 

Bij de afronding van de gastles waren sommige leerlingen zo enthousiast dat ze thuis graag verder wilden programmeren in Scratch. Ook wilde een flink aantal zich opgeven voor de Summer School die ik over een paar weken organiseer. Uiteindelijk duurde deze gastles bijna twee uur, maar volgens mij heeft niemand zich enig moment verveeld...




Conclusie
Ik verbaasde me enigszins hoe lastig deze bovenbouwleerlingen de unplugged activiteit vonden. Blijkbaar is het nog best ingewikkeld om het smeren van een boterham met hagelslag op te knippen in logische stappen. Tenminste, als je hiermee een robot moet aansturen!

Voor mij was deze gastles geweldig! Ik vond het erg bijzonder om na zo'n lange tijd weer voor een groep kinderen te staan en ik merkte dat deze les best uitdagend en prikkelend voor hen was. Volgens mij was het echt iets dat aansloot bij hun interesse, belevingswereld en hebben ze er ook cognitief nog wat van op gestoken!

Mochten andere basisscholen (in de omgeving!) interesse hebben in een gastles rondom programmeren, neem dan gerust contact met mij op!

zaterdag 27 juni 2015

Codestarter (Science Center NEMO)

Vandaag was Codestarter in het Science Center NEMO in Amsterdam. Tijdens deze dag stond alles in het teken van programmeren, robotica en 3D-printen. Ik hielp de hele dag als vrijwilliger mee in de organisatie. Ondertussen lukte het mij om enigszins te netwerken, lezingen en workshops bij te wonen en om verschillende standjes te verkennen. Hieronder staat mijn verslag van de dag.


Het idee van Codestarter is om een impuls te geven aan kinderen leren programmeren. In dat kader zijn er de hele dag door diverse activiteiten gepland, naast het reguliere aanbod van het prachtige museum.

Workshops
Verschillende partijen hebben een workshop, sommige al voor kinderen vanaf 8 jaar, anderen meer geschikt voor kinderen van 10 of 12 jaar. Zo kun je bij de inloopworkshop van Stichting Scratchweb de basisvaardigheden leren van Scratch. Ze hebben heel handige boekjes met daarin kleine korte lessen.

Het landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek (VHTO) leert hoe een MakeyMakey werkt en laat je van bananen een piano maken, of een game-controller van klei. Hopelijk kunnen zij volgend studiejaar een workshop op de HU Pabo verzorgen, dat lijkt me heel erg gaaf!

Andere workshops gaan over Minecraft Mods maken (Devoxx4Kids), Robot Boogie Bootcamp (NewTechKids), programmeren met Bomberbot, LEGO Mindstorms, 3D-printen en nog veel meer. Eigenlijk te veel om tussen te moeten kiezen. Alleen met deze workshops zou ik al de hele dag gemakkelijk kunnen vullen. Maar ik help ook actief mee bij de drie lezingen...



Hoe werkt Google?
De eerste lezing wordt gegeven door informaticus Maarten de Rijke (Universiteit van Amsterdam). Hij legt uit hoe Google werkt en vergelijkt het met het zoeken naar informatie in een bibliotheek met duizenden boeken. Eerst moet de bibliotheek gevuld worden met boeken (crawlen van webpagina's), vervolgens moeten alle boeken geïndexeerd worden en tot slot wordt alle informatie gebundeld en de relevantie ingeschat voor de gebruiker.

Als je bijvoorbeeld zoekt op how to make a pizza dan verwacht je recepten als zoekresultaat. Maar als je zoekt op pizza, dan kan dit van alles betekenen. Wil je een pizza bestellen? Of foto's van pizza's zien? Of een recept raadplegen? Of een lange lijst met verschillende soorten pizza's vinden? Google geeft bij dit ene zoekwoord dan ook allerlei verschillende soorten resultaten, omdat het niet weet wat je wil.

De Rijke legt uit hoe Google leert van jouw zoekgedrag. Als je bent ingelogd, kost dat een stukje privacy, maar je wint een slimmere zoekmachine. Google gaat dan rekening houden met eerder zoekgedrag en ander bekeken websites. Tja, wat is wenselijk? De meeste ouders in de zaal vinden privacy toch wel erg belangrijk. Kinderen willen vooral snel vinden wat ze zoeken...

Virtual Reality
De tweede lezing, door Tijmen Schep (SETUP), gaat over virtual reality (VR). VR is eigenlijk niets anders dan je ogen voor de gek houden. Net als de optische illusies die al honderden jaren bestaan. Schep legt uit hoe VR werkt, namelijk met twee beeldjes die net een klein beetje anders zijn. Eén voor je linkeroog en één voor je rechteroog. Hij maakt een mooie vergelijking met 3D films.

Daarnaast is het vooral een praktische lezing. Hij heeft 25 Google Cardboards meegenomen en laat het publiek ervaren wat VR is. Hij hanteert daarbij een aantal apps en video's die op http://setup.nl//vr gebundeld zijn. Opvallend genoeg is bijna niemand nog bekend met VR of de Google Cardboard, ook al zijn hiervan reeds 100 miljoen verkocht...



Hoe print je een huis? 
Tosja Backer, van DUS Architects, verzorgt de derde en laatste lezing. Zij zijn bezig met het printen van een grachtenpand. Daarvoor is een 3D-printer gebouwd van maar liefst zes meter hoog, zodat hele muren in één keer geprint kunnen worden. Backer legt uit met welke materialen geprint kan worden (vrijwel alles eigenlijk, behalve glas en textiel) en hoe zo'n 3D-printer nu eigenlijk werkt. Om dat na te bootsen, mag iedereen met een tube glazuur op een koekje proberen een huisje te bouwen. Laagje voor laagje. Tja, dat werkt natuurlijk voor geen meter.... Want bij 3D-printen moet het materiaal snel hard worden!

Backer geeft verder aan wat voordelen zijn van 3D-printen ten opzichte van reguliere huizenbouw. Zo is er deels minder transport nodig, kan het huis helemaal gecustomized worden naar eigen wens en is het opgebouwd van milieuvriendelijk materiaal.

Het project 3D Print Canal House hoopt om te achterhalen hoe een huis succesvol geprint kan worden, maar eigenlijk heeft het nog veel grootschaliger plannen. Namelijk om voor de huizenmarkt te worden, wat Spotify is voor de muziekindustrie en wat Airbnb is voor de vakantiehuisjes; een plek waar iedereen een model voor een huis kan downloaden en uitprinten. Hoewel dit een ambitieus project is, vraag ik me af wat de kansrijkheid is. Gaaf is het in elk geval wel!


Conclusie
Ruim vierhonderd kinderen hebben zich ingeschreven voor Codestarter. Met zo'n groot aanbod van activiteiten is het een schitterende dag! Natuurlijk is NEMO de ideale locatie voor dit event, want alles draait in NEMO om verwondering en experimenteren. Volgens mij de basis van computational thinking.

Het was eigenlijk jammer dat het programma zo ontzettend vol zat, want ik had alles wel rustig willen bekijken en uitproberen. Maar op een gegeven moment was ik gewoon verzadigd! Wat mij betreft organiseert NEMO elke maand een Codestarter!


Alle foto's zijn te bekijken via https://flic.kr/s/aHskessrAj

woensdag 24 juni 2015

Onderzoeksconferentie: Weten wat werkt met ICT

Vandaag was de onderzoeksconferentie van Kennisnet in samenwerking met NRO: weten wat werkt met ICT. Tijdens deze dag presenteerden ongeveer twintig onderzoekers hun belangrijkste bevindingen op zeer uiteenlopende onderwerpen.



De dag was onderverdeeld in drie thema's: leren, leven en werken. Hieronder behandel ik vijftien van de presentaties en andere hoogtepunten van de onderzoeksconferentie.


Thema 'Leren'


#1 Leren met videobeelden (Tamara van Gog, Universiteit Utrecht)
Observationeel leren is niet alleen heel natuurlijk, maar ook effectief en efficiënt. Leren door te kijken naar anderen is heel slim en handig, vooral als je zelf nauwelijks voorkennis hebt bij nieuwe problemen. Momenteel zijn er heel veel videodemonstraties online beschikbaar. Daardoor is het mogelijk om te leren van iedereen in de hele wereld. Je bent niet meer 'afhankelijk' van je eigen leerkracht, maar hebt toegang tot andere experts.

Maar waar voldoet een goede tutorial nu aan? Het onderzoek van Van Gog richt zich voornamelijk op de vraag of de instructeur (of 'model') zelf in beeld moet tijdens de videodemonstratie. Bij video's van de Khan Academy is dat bijvoorbeeld niet het geval, maar ik ben zelf wel weer in beeld in mijn kennisclips. Maakt dit uit voor het leren?
Mensen kijken erg veel naar gezichten. Bij het luisteren naar een spreker is dat ruim 95% van de tijd. En bij het kijken naar een spreker op een monitor is dit bijna 91% van de tijd. Door te kijken naar iemands gezicht verkrijgen we veel sociale informatie. 

Het onderzoek toont aan dat video's waarbij het model in beeld is, een licht positief effectief heeft op het uitvoeren van de taak. De kijker kan namelijk anticiperen aan de hand van gezicht van het model. Wanneer het model ook nog actief aanwijst en kijkt naar de taak is het positieve effect groter.

Conclusie: het gezicht van een model trekt aandacht, maar het heeft geen negatief effect! Bij een demonstratie is er zelfs een positief effect door gericht aansturen. Daarnaast is het leerrendement hoger wanneer iemand zelf uitleg geeft door middel van video.




#2 Samenwerkend leren op de computer (Nadira Saab, Universiteit Leiden)
In het PO leren leerlingen beter met ondersteuning in het samenwerken. Dankzij ondersteuning is de communicatie ook veel beter tussen leerlingen. Mogelijkheden om deze ondersteuning te bieden, is bijvoorbeeld de RISA instructie (Respect, Intelligente samenwerking, Samen beslissen, Aanmoedigen) of door begeleidende vragen te stellen. 

Conclusie: bied leerlingen sowieso ondersteuning in het samenwerken.


#3 Het gebruik van onderwijstechnologieen in de klas (Inge Molenaar, Radboud Universiteit Nijmegen)
Er verschijnen steeds meer devices, maar wat zet je nu wanneer in? Er komen ook steeds meer verwerkingsopdrachten, bijvoorbeeld met behulp van Snappet (PO) en Schooltas (VO). Dit zijn ofwel klassikale, ofwel individuele opdrachten (lees: adaptief gebruik). 

Conclusie: leerkrachten gebruiken onderwijstechnologieën grotendeels voor klassikale opdrachten; in eerste instantie puur als vervangend gebruik. Dit is nog geen optimale inzet van digitale mogelijkheden. Nu mogen vooral de snelle leerlingen met ICT aan de slag. Onderwijstechnologie is instrument voor de leerkracht. Adaptief onderwijs is mogelijk, maar de leerkracht bepaalt het gebruik er van.


#4 Apps voor ontluikende geletterdheid (Adriana Bus, Universiteit Leiden)
Bij gewone prentenboeken heeft de tekst een plaatje. De voorlezer moet de link leggen tussen de tekst en plaatje, bijvoorbeeld door aan te wijzen en extra uitleg te geven. Digitale voorleesboeken helpen hierbij, maar zijn ze niet afleidbaar? Dit is onderzocht bij 'prikkelbare' kinderen met genetische grote kans op ADHD en een lage taalvaardigheid.

Conclusie: bij niet-prikkelbare kinderen is er geen effect. Bij prikkelbare kinderen is er een sterk effect; ongeveer 80% van de kinderen gaat één of meerdere taalniveaus omhoog.


#5 Betere leerprestaties door digitale prestatiefeedback aan leerkrachten? (Adrie Visscher, Universiteit Twente)
Bij dit onderzoek ligt de focus op het handelen van de leerkracht, niet de leerlingen. Belangrijke bevindingen zijn dat feedback vanuit digitale systemen werkt, mits deze frequent genoeg en inhoudelijk goed gegeven wordt. Geef dus zo concreet mogelijk aan welke verbetering wenselijk is.

Ook de feedbackontvanger moet over bepaalde kennis, vaardigheden en attitude beschikken:
  • Weten wat het systeem kan en dit begrijpen
  • Kritisch naar eigen handelen kijken
  • Diagnose willen en kunnen stellen
  • Verbeterstrategie kunnen bepalen en uitvoeren


Thema 'Leven'

#6 Mediagebruik van jongeren (Jos de Haan, Sociaal en Cultureel Planbureau)
De digitale generatie (Einstein of digital natives) zijn jongeren die na de jaren '80 zijn geboren. Het zijn zogenaamde alleskunners, in tegenstelling tot de oudere generatie. Ondertussen is bekend dat dit gelukkig niet zo ernstig is bij de oudere generatie en ook niet zo glorieus bij jongere...

Het gebruik van media door jongeren wordt sterk beïnvloed door ouders, school en leeftijdsgenoten. Jongeren zijn interactief en producenten/consumenten op het internet. Ze zijn voorlopers en goed digitaal uitgerust met diverse gadgets. Toch geeft 25% van de tieners aan dat ze zich zelf niet vaardig vinden. Ouders schatten hun kinderen overigens veel vaardiger in, waarvan moeders nog weer positiever zijn dan vaders.

In vergelijking met andere Europese landen zijn Nederlandse jongeren behoorlijk vaardig. Ze scoren hoog in Europa. Over het algemeen zijn VWO'ers vaardiger dan VMBO's, jongens meer dan meisjes en autochtonen meer dan niet-westerse allochtonen.

Toch is het mediagebruik van tieners redelijk beperkt. Ze doen één à twee verschillende activiteiten (zoals kijken, luisteren, lezen, communiceren, gamen, info opzoeken) veel, maar hebben weinig diversiteit. Ouderen gebruiken media veel minder, maar wel veel diverser. 


#7 Factoren voor digitale geletterdheid in het PO (Koen Aesaert, Universiteit Gent)
Leerlingen in het Vlaamse basisonderwijs moeten digitale informatie kunnen opzoeken, verwerken en bewaren. Daarnaast moeten zij op een verantwoorde en doelmatige manier kunnen communiceren met behulp van ICT.

Deze vaardigheden zijn over het algemeen goed. Opvallend genoeg zijn de technische vaardigheden wat minder. Meisjes scoren beter dan jongens. Ook de rol van de leerkracht is blijkt belangrijk, mits hij zelf goed gedrag demonstreert. Het advies is om ICT-gebruik te intensiveren in de klas, maar dan ook professionalisering voor leerkrachten. Vooral ook om kinderen informatievaardigheden aan te leren.


#8 Digitale geletterdheid van 14-jarigen (Martina Meelissen, Universiteit Twente)
Zijn jongeren überhaupt digital natives? Het best presterende land was Tsjechië. Nederland bevindt zich in de subtop (vóór Duitsland). Ook hier presteren meisjes beter dan jongens, maar jongens hebben meer zelfvertrouwen over hun eigen kunnen.

Digitale geletterdheid is de mate waarin een individu in staat is ICT te gebruiken voor het zoeken, evalueren, verantwoord toepassen, creëren en delen van digitale informatie, om in de samenleving effectief te kunnen participeren.

Conclusie: maar liefst 68% van de jongeren komt niet verder dan niveau 2 van digitale geletterdheid. Een derde haalt niveau 3 en slechts een paar procent haalt het hoogste vierde niveau.


#9 Online geletterdheid (Jeroen Clemens, Universiteit van Amsterdam)
Online geletterdheid is relevant voor het onderwijs. Leerlingen zijn zeker nog niet genoeg vaardig hierin. Het vraagt nieuwe strategieën om online te lezen, het is wezenlijk anders dan papieren teksten lezen. Er is nu weinig tot geen aandacht voor op scholen. Het is in feite een uitbreiding op gewone geletterdheid. 

Kunnen leerkrachten Nederlands (VO) niet deze aanpassingen maken? Ze zijn gewillig en bereid, maar twijfelen heel erg of ze dat kunnen. Visie ontbreekt vaak op school. Leerkrachten weten eigenlijk niet of school hier belang aan hecht. Nu staat hier niets over in eindtermen. Maar er is dus wel bereidwilligheid, dus vanuit het onderwijs gaan leerkrachten bottom-up aan de slag!


#10 Cyberpesten (Joris van Ouytsel, Universiteit van Antwerpen)
Cyberpesten gaat om pesten via internet en mobiele telefoon. Wanneer is iets plagen of pesten?
Er zijn drie kenmerken van pesten: er is sprake van machtsongelijkheid, herhaling en intentie. Bij het plaatsen van een kwetsende foto online is ook sprake van herhaling (blijvend effect). 

Is cyberpesten een taak voor scholen? Absoluut! Bijna de helft van de slachtoffers wordt gepest door iemand van dezelfde school. Daarnaast heeft cyberpesten ook enorme impact op schoolprestaties, depressie, angst en spijbelgedrag. Slachtoffers kunnen ook moeilijk ontsnappen.

Om hierin succes te boeken is een mix van elementen nodig, zoals klassessies, posters, regels in de klas, ouderavonden en een langdurige inzet. Daarnaast moet er altijd gekozen worden voor goede wetenschappelijk bewezen interventie. Verkeerde interventies kunnen namelijk het ongewenste gedrag versterken!


#11 Games en burgerschap (Joyce Neys, Erasmus Universiteit Rotterdam)
Burgerschap draait om een stuk basiskennis, vaardigheden en houding voor een actieve rol in de eigen leefomgeving en in de samenleving. Dit bestaat uit een cognitieve dimensie, affectieve dimensie en een pragmatische dimensie om uiting te geven aan burgerschap. Een belangrijk element is dat burgerschap uitgeoefend moet worden in de praktijk. Hier zijn met name games geschikt voor!

Games zijn een audio-visuele speelbare omgeving waarin complexe situaties uitgelegd, ervaren, en ontdekt kunnen worden. Zelf als speler kun je actief ontdekken, en games bieden meer interactie dan bijvoorbeeld film/tv. De speler ervaart direct consequenties van acties, het is dus een actieve leeromgeving. Falen in een game is net zo waardevol als het behalen van succes. Bovendien kan falen in een game op een relatief veilige manier gebeuren.

Jongeren ervaren gamen vooral als een informeel leerproces. Hiermee hebben games invloed op de affectieve dimensie. Houdingen aangaande maatschappelijke kwesties veranderen positief, ook op langere termijn. Games leiden tot mogelijke discussie en zorgen ervoor dat jongeren het gesprek met anderen aangaan. Bijvoorbeeld door games als Darfur is Dying en Poverty is not a game. Hoe langer je gamet, hoe groter de effecten!




Thema 'Werken'

#12 Wat willen werkgevers? Uitdagingen voor het onderwijs (Rolf van der Velden, Universiteit Maastricht)
Er is een aantal misvattingen over wat het bedrijfsleven eigenlijk wil:

  • Het maakt niet uit wat je studeert, als je maar studeert.
  • Werkgevers kiezen altijd degene met het hoogste diploma, dit leidt tot diploma-inflatie.
  • De wereld verandert snel, we hebben daarom generalisten nodig in plaats van specialisten.
  • Door de komst van internet hebben schoolverlaters en afgestudeerden geen specifieke kennis meer nodig, ze moeten alleen weten waar ze die kunnen vinden.

Werkgevers onderscheiden de volgende relevante domeinen:

  • Professionele expertise (beheers je echt een vak? Specialisatie moet niet te smal zijn)
  • Sociaal organisatorische vaardigheden (zelfsturing in belang van organisatie)
  • Innovatie en kennismanagement (naast creativiteit ook netwerken en implementatievaardigheden)
  • Internationale oriëntatie (interculturele vaardigheden, sterke competitieve omgeving)
  • Flexibiliteit (vermogen om om te gaan met veranderingen, strategische vaardigheden en ondernemersvaardigheden om proactief om met onzekerheid om te gaan. Flexibiliteit is eigenlijk een passieve manier om met onzekerheid om te gaan. )

Werkgevers hebben bij voorkeur een gemiddelde allrounder in plaats van een eenzijdige specialist. De garantie van basiskwaliteit is belangrijker dan het ontwikkelen van excellentie. De opdracht aan het onderwijs is dus: produceer een ideale mix van afgestudeerden, in plaats van een ideale afgestudeerde.
Maak een keuze welke vaardigheden waar en wanneer het best ontwikkeld kunnen worden. Sommige vaardigheden kunnen heel goed in het onderwijs ontwikkeld worden, maar sommigen kunnen veel beter op latere leeftijd of op andere plekken (zoals werkvloer of bij sportclubs) ontwikkeld worden.


#13 Zelfsturing in het MBO. Effectief leren met een digitaal portfolio (Martin van Kollenburg, Stichting Praktijkleren)
Bij zelfsturing gaat het om het kunnen beoordelen van eigen prestaties en opstellen van verbeterpunten. Wanneer werkt een digitaal portfolio systeem? Docenten hebben vaak nog wat moeite met de faciliterende rol. Het gebruik van het digitaal portfolio mag niet vrijblijvend zijn. Coaching van docenten is essentieel en de motivatie van studenten.
Studenten die werken met digitaal portfolio leren beter zelfgestuurd leren. Over langere tijd werden de resultaten alsmaar beter.


#14 Didactisch handelen en professioneel rederen over ICT (Joke Voogt, UvA en Windesheim)
Didactische ICT-bekwaamheid is de mogelijkheid van docenten om ICT-kennis en vaardigheden in de praktijk te integreren met bestaande vakinhoudelijke en didactische kennis, én het vermogen om professioneel te rederen over deze praktijk, ondersteund door zelfvertrouwen, positieve opvattingen en houdingen.

Wat is nu essentieel ICT gebruik? Leerdoelen effectiever bereiken. Maar ook ICT inzetten voor het didactisch proces. Conclusie: de inzet van ICT is nu vaak ondersteunend, maar niet essentieel. Kortom, er is nog veel werk aan de winkel!


#15 Leren programmeren in het PO (Wouter Rijke, Saxion Hogeschool Deventer)
Met behulp van de programmeer app Hopscotch is een concreet lesprogramma ontwikkeld. Leerlingen en leerkrachten zijn enthousiast. De kinderen hebben specifieke programmeerbegrippen geleerd. Het oplossen van problemen gaat beter dan bij de controlegroep. Programmeren in het PO heeft bredere effecten, zoals STEM-onderwijs, computational thinking, probleemoplossend vermogen en interesse creëren voor bèta vakken. Dus, beginnen met programmeren kan gemakkelijk, zowel op pc als tablet.


Alfons ten Brummelhuis
Gedurende de dag geeft Alfons ten Brummelhuis, expert Onderzoek bij Kennisnet, telkens een contextduiding van alle onderzoeken. Hij hanteert hierbij de driedeling leren, leven en werken.
  • Leren; ICT maakt leren beter, sneller en aantrekkelijker. Bij leren gaat het om instructie, oefenen, samenwerken, presenteren, toetsen en feedback geven.
  • Leven; We moeten jongeren voorbereiden op functioneren als burger in een ICT rijke samenleving. Onderzoek nuanceert aannames over jongeren en haalt deze soms zelfs onderuit. Laat je leiden door evidentie, niet intenties. De bijdrage van het onderwijs aan de ontwikkeling van jongeren is beperkt. Hogeropgeleide jongeren profiteren meer van ICT gebruik dan de lagere niveaus. Pas op dat ICT geen wig drijft in de samenleving!
  • Werken; We moeten jongeren voorbereiden op arbeidsmarkt. Leraarschap vereist vakkennis van ICT. Je moet weten wat werkt en wanneer. Let op dat er specifieke effecten voor specifieke doelen en doelgroepen zijn. Dit zou standaardkennis moeten zijn!




Vier in balans monitor
De nieuwste vier in balans monitor rapporteert over de inzet en opbrengsten van ICT in het onderwijs. Het is een combinatie van onderzoek naar stand van zaken in scholen en wetenschappelijk onderzoek. Ook deze monitor hanteert de driedeling leren, leven en werken in de 21e eeuw. De kapstok van de monitor is het vier in balans model. Uitgangspunt is wanneer ICT leidt tot resultaten.

Enkele conclusies van de monitor:
  • Leraren vinden zichzelf steeds vaardiger, er is een toename in digitaal leermateriaal en er zijn meer devices voor leerlingen. Van de beschikbare devices in het basisonderwijs (1:4) is 16% een tablet.
    Het onderwijs gebruikt steeds meer ICT. Nu moet de transfer van gebruik naar meer opbrengsten plaatsvinden.
  • Automatiseren biedt kansen voor het onderwijs. Meer maatwerk, meer differentiëren op individueel niveau. Hier kan technologie bij helpen en tijdswinst opleveren.
  • Leerlingsturing is niet voor alle leerlingen even geschikt. Er kan meer ruimte voor leerkrachten komen door slimme ICT inzet om deze leerlingen te coachen.
  • Scholen spelen slechts beperkte rol bij de ontwikkeling van ICT-geletterdheid van jongeren. Vooral de thuissituatie lijkt hierin een rol te spelen. Kan het onderwijs voorkomen dat er een kloof ontstaat tussen kinderen?
  • Leraren moeten weten wat werkt met ICT. Wanneer wel, wanneer niet, en wat dan precies? Dat behoort anno 2015 toch gewoon tot de standaardvaardigheden van een leerkracht?

Kennisnet roept iedereen op om actief mee te denken via http://kn.nu/aanbevelingen. Helaas verschijnt er geen gedrukte versie, maar de monitor is online te downloaden via http://kn.nu/vierinbalans




Keynote van Peter Riezebos: One size fits none
De onderzoeksconferentie sluit af met een indrukwekkende keynote van Peter Riezebos. Riezebos is auteur van het boek Van Mavo tot Harvard. Hij deelde zijn persoonlijke verhaal, wat ik hier niet verder zal beschrijven. Wel kan ik een ieder aanraden om het boek van Riezebos te lezen! Het was een zeer passende en mooie afsluiting van een informatieve dag.


Conclusie
Voor mij was vandaag een prachtige dag. In één keer kreeg ik de laatste stand van zaken rondom onderzoek naar ICT en onderwijs. Aangezien dat precies mijn vakgebied is, was dit een ideale manier van professionaliseren. Wat mij betreft volgend jaar weer!

Bij Twitter kun je via #ictwerkt mooie quotes, foto's en tweets terugvinden!

dinsdag 23 juni 2015

Mediawijzer.Netwerk Experience 2015

Bij Beeld en Geluid in Hilversum was vandaag de Mediawijzer.Netwerk Experience (MNX15).

In een nieuwe (digitale) samenleving staat een nieuwe generatie op. Een generatie die naast mediagebruiker ook mediamaker is. Wat betekent dit voor de mediawijsheid van een kind en zijn omgeving? Wat vraagt dit van mediamakers? Welke competenties hebben kinderen nodig om hun talenten te ontwikkelen de komende tien jaar? Ofwel: hoe ziet mediawijsheid er in 2025 uit?


Keynotes en pitches
De dag begint met een keynote van trendwatcher en futurist Tony Bosma. In razend tempo geeft Bosma aan waar we nu als maatschappij staan en welke kant het op gaat. Hij probeert hierbij zowel te shockeren als duidelijk te maken wat we nu nodig hebben. Durf als mens meer om alles in twijfel te trekken. We leven in een betekeniseconomie. Volgens hem moeten de kinderen van nu vooral het volgende leren:

  • Adaptief vermogen;
  • Kritische denkkracht;
  • Uiten van verbeelding;
  • Vrij leren creëren;
  • 'Machine bewust' worden;
  • Grensoverstijgend samenwerken;
  • Aanvoelen, inleven, begrijpen.

Vervolgens is er een aantal kortere pitches van diverse sprekers. De eerste is van Helprich ten Heuw (in samenwerking met Peter Nikken) met als thema hoe kinderen socialiseren en opgroeien in een gemedialiseerde samenleving. Aan de ene kant is het verhaal van Ten Heuw heel geruststellend dat dit eigenlijk helemaal vanzelf gaat, maar aan de andere kant geeft hij aan dat dit in een heel dynamische en technologische maatschappij gebeurt. Over vijf jaar heeft iedereen wearables die alles monitoren. Misschien is echte mediawijsheid wel om lekker die wearable af te doen en jezelf te 'unpluggen'. Zoals Bosma ook eerder stelde: "Offline is de nieuwe luxe."

Daniël Lechner legt in zijn beknopte pitch uit wat nu precies de noodzaak van programmeren is. Naast alle bekende argumenten (zoals het baanperspectief en het logisch nadenken), voegt hij het argument van de democratie toe. Wij, als kleine consument, zijn machteloos tegenover giganten als Facebook en Google. Leren programmeren is niet alleen het leren begrijpen van de wereld om je heen, maar je ook empoweren om deze wereld zelf vorm te geven!

Speelgoedadviseur Marianne de Valck stelt mediawijsheid gelijk aan spelontwikkeling + opvoeden. Zij geeft terecht aan dat geen kind speelt om zich te ontwikkelen. Een kind speelt omdat het leuk is. Het ontwikkelen is een (indirect) gevolg van dit spelen. Gelukkig spelen wij als volwassenen ook nog, al is het vaak op een iets andere manier...



Mobiele fablabs
Gedurende de dag is er genoeg tijd en ruimte om te netwerken, gezamenlijk na te denken over maatschappelijke kwesties en te ontspannen. Vlak voor de hoofdingang van Beeld en Geluid staan twee prachtige bussen geparkeerd: het FryskLab en de MakersBuzz. Ik had het geluk dat de MakersBuzz vrijwel leeg was, dus ik had alle ruimte om binnen te spelen met alle gadgets, zoals de MakeyMakey, BlueBot en Egg-Bot. 

Het leuke van deze mobiele fablabs is dat ze allerlei technologische hoogstandjes herbergen in een optimaal benutte ruimte. En ze rijden zo overal naar toe! Complimenten voor de begeleiders die enthousiast en kundig alles rustig toelichten en de ruimte geven om er zelf mee te kunnen spelen. Ik heb in elk geval weer nieuwe ideeën om met studenten aan de slag te gaan!



Monitor Kind & Media
De dag eindigt met een hoogtepunt: een presentatie van de resultaten van de Monitor Kind & Media. Deze publicatie van Stichting Kennisnet en Mediawijzer.net rapporteert dat er grote verschillen zijn in mediagebruik tussen jongeren van verschillende leeftijden, onderwijsniveaus en geslacht.

Enkele opvallende resultaten uit de monitor:

  • 99% van de 13-18 jarigen heeft een mobiele telefoon, meestal een smartphone.
  • Meisjes zijn geïnteresseerder in de sociale functies van media dan jongens en lijken meer last te hebben van de druk die deze media op kunnen leggen.
  • Whatsapp, Facebook en Instagram zijn dé levensaders voor jongeren, maar ze geven nog steeds de voorkeur aan face-to-face contact.
  • Hooguit 1/3 van de ouders doet volgens de respondenten aan actieve mediaopvoeding.

Conclusie
Vandaag was een mooie dag om veel mensen weer te zien, of om mensen (eindelijk) eens in het echt te ontmoeten. Het was goed om met elkaar over mediawijsheid te praten en na te denken. Volgens mij hebben de meesten wel hetzelfde beeld, maar iedereen spreekt natuurlijk vanuit een eigen perspectief. Ik denk dat deze diversiteit mooi werd weergegeven door de combinatie van alle pitches en keynotes. 

Heb ik nu een helder beeld van wat mediawijsheid in 2025 inhoudt? Nee, nog niet echt. Ik heb vooral een beeld van wat mediawijsheid momenteel inhoudt. Is dat erg? Volgens mij is dat ontzettend waardevol. En die toekomst komt vanzelf!


TIP: Zoek via Twitter naar #MNX15. Daar zijn prachtige quotes, tweets en foto's terug te vinden van de hele dag.

maandag 22 juni 2015

Boek review: Mediawijsheid in de klas

Auteur Patrick Koning werkt als senior leraar/trainer/ontwikkelaar bij het Koning Willem I College. Hij geeft twee dagen per week les aan leerlingen op de ICT-Academie (MBO) en hij werkt bij de Academie voor Teaching & Learning (ATL). Bij ATL ontwikkelt en implementeert hij onder andere het vak Mediawijsheid.

Zijn boek Mediawijsheid in de klas verschijnt als een prachtig vormgegeven studieboek dat aan de ene kant achtergrondinformatie over mediawijsheid verschaft en aan de andere kant praktisch lesmateriaal biedt om direct mee aan de slag te gaan.



Voor wie is het boek interessant?
Koning geeft zelf aan dat het boek zich richt tot elke docent die met jongeren en mediawijsheid aan de slag gaat. Deze doelgroep is heel breed en wat mij betreft iets te breed. De focus van het boek lijkt vooral te liggen bij leerkrachten in het voortgezet onderwijs, MBO en HBO. Dat geldt zowel bij de achtergrondinformatie als bij de concrete lessen. Dat komt doordat de nadruk ligt op het actief gebruiken van Internet en sociale netwerken, ook ten behoeve van een (toekomstige) carrière.

Dat gezegd hebbende, elke docent die met jongeren en mediawijsheid aan de slag gaat, zal in staat zijn om een transfer te maken van het boek naar zijn eigen situatie. Op die manier is een flink aantal lessen ook voor (de bovenbouw van) het primair onderwijs interessant.


Vier dimensies
In hoofdstuk één geeft Koning de nodige achtergrondinformatie over mediawijsheid. Hij geeft aan dat innovaties leiden tot veranderingen en dat veranderingen leiden tot verdwijnende, veranderende en nieuwe beroepen. Dat was in de prehistorie al zo en dat is tegenwoordig niet anders.

Wat wel anders is, is de steeds sneller veranderende maatschappij. Hier hanteert Koning de indeling van William Knoke, wat voor mij tot interessante nieuwe inzichten leidde. Knoke beschrijft de ontwikkeling van de mens aan de hand van verschillende dimensies:
  • De nulde dimensie - de tijd van geïsoleerde groepen nomaden (“dots”).
  • De eerste dimensie - de tijd van boerendorpjes verbonden door handelsroutes (“point to point”).
  • De tweede dimensie - de tijd van zeevaarders die continenten met elkaar verbinden (“length and width”).
  • De derde dimensie - de tijd van vliegers die het luchtruim verkennen (“into space”).
  • De vierde dimensie - de tijd van het Internet waarbij waarbij grenzen tussen plaats en tijd vervagen (“placeless”).
Koning legt mooi de link tussen het maatschappelijk belang en de noodzaak voor 21st Century Skills in het onderwijs.



21st Century Skills en mediawijsheid
Koning geeft aan dat in het 21st century skills model van Kennisnet ICT-geletterdheid staat opgenomen. Dit stelt hij gelijk aan mediawijsheid. En mediawijsheid stelt hij weer gelijk aan internetgebruik. Koning gaat hier voor mijn gevoel kort door bocht en voorbij aan andere relevante gebieden en deelonderwerpen.

Hoe zit het bijvoorbeeld met de indeling van ICT-geletterdheid van SLO? Zij onderscheiden ICT-geletterdheid in informatievaardigheden, mediawijsheid, instrumentele vaardigheden en computational thinking. Aan de eerste twee besteedt Koning expliciet aandacht, maar instrumentele vaardigheden plaatst Koning buiten de scope van zijn boek. Hij stelt: “Het betreft vooral bedieningstechnische vaardigheden die jongeren grotendeels al beheersen.” Computational skills komen in zijn boek helemaal niet aan bod.

En hoe zit het met media naast het Internet, zoals boeken, tv, films, apps, games en muziek? Hoe zit het met de mediaontwikkeling van kinderen en wat er bekend is op het gebied van mediaopvoeding? Dit zijn onderwerpen die Koning niet aansnijdt. Aan de ene kant is dat jammer, maar tegelijkertijd geeft dit het boek wel een duidelijke focus.


Het Mediawijsheid-competentiemodel
In hoofdstuk twee introduceert Koning het Mediawijsheid-competentiemodel. Let op: dit is een ander model dan het Mediawijsheid Competentiemodel van Mediawijzer.net.

Het model van Koning is ontwikkeld met als uitgangspunt het model van de drie C’s (content, contact en conduct) dat in 2007 door het Family Online Safety Institute (FOSI) is gepubliceerd.

Centraal in zijn model staat het Internet als basisvoorziening. Het Internet kan op drie manieren gebruikt worden:
  • Consumeren (zoeken, filteren, beoordelen)
  • Participeren (verbinden, benutten, bewaken)
  • Produceren (publiceren, evalueren en reflecteren)
Tussen haakjes staan de afzonderlijke competenties, deze worden uitgewerkt in concrete gedragsindicatoren. Verder benoemt Koning per competentie zowel kansen als bedreigingen, de benodigde kennis en vaardigheid en pleit hij voor een positief-kritische houding.



Op het moment dat Koning begon met het ontwerpen van zijn model en het ontwikkelen van zijn lessen, bestond het Mediawijsheid Competentiemodel van Mediawijzer.net nog niet. Hoewel de beide modellen inhoudelijk nog best overeenkomsten hebben, zijn ze ook wezenlijk anders. Koning heeft nu al jaren succesvol gewerkt met zijn eigen model, waarvoor hij veel concreet lesmateriaal (hoofdstuk drie) en een eindopdracht inclusief beoordelingsmodel (hoofdstuk 4) heeft ontwikkeld.

Lessen in mediawijsheid
Het grootste deel van het boek bestaat uit vierentwintig volledig uitgewerkte opdrachten over diverse onderwerpen binnen mediawijsheid. Deze opdrachten zijn aangevuld met waardevolle online materialen die beschikbaar zijn via www.mediawijsheidindeklas.nl:
  • Consumeren (6 opdrachten)
  • Participeren (8 opdrachten)
  • Produceren (10 opdrachten)
Wat mij opvalt is dat veel opdrachten de nadruk leggen op risico’s en bewustwording, bijvoorbeeld bewaking van privacy, veilig Internetten, cyberpesten, illegaal downloaden, etc.

Onder het kopje Produceren had ik zelf meer gave voorbeelden verwacht om mediaproducties te maken, in plaats van lessen over illegaal WiFi-gebruik, gameverslaving en instellen van een goede ergo-technische werkplek. Koning laat het actief produceren van diverse vormen van media wel terug komen in de eindopdracht als afronding van het vak.

Koning adviseert om jongeren expert te laten worden door hen actief te laten consumeren, participeren en vervolgens het geleerde om te zetten in diverse mediaproducties.

Veel van zijn opdrachten geven een nieuwe insteek. Hij heeft veel ideeën om jongeren bewust te maken en in te spelen op hun zelfbeeld en persoonlijkheidsontwikkeling. Al met al is het een volledig pakket.



De en-en-aanpak
De laatste drie hoofdstukken van het boek vind ik erg interessant. Koning wakkert de discussie aan rondom mediawijsheid als apart vak of geintegreerd in andere vakken. Hij heeft een duidelijke stellingname (de en-en-aanpak) en dat ben ik met hem eens! Én mediawijsheid als een apart vak (als doel) én mediawijsheid geintegreerd andere vakken (als middel).

Het is ook met name in de andere vakken dat jongeren actief diverse mediaproducties (zoals video’s, prezi’s, podcasts en websites) zouden moeten maken. In de context van een middelbare school, MBO of HBO ben je als leerkracht dan wel heel afhankelijk van collega’s en hun bereidwilligheid om hieraan mee te werken. Dat kan een langdurig maar ook interessant proces worden.

Koning geeft fijne en praktische manieren voor eigen professionalisering, waaronder diverse web 2.0 tools. Tot slot beschrijft hij verschillende manieren om mediawijsheid te implementeren op schoolniveau. Ook hierbij geeft hij concrete handreikingen om in een schoolteam aan de slag te gaan, vanuit het olievlekprincipe. Koning vertelt uit eigen ervaringen en geeft handige tips, zoals het MediawijsheidCafé.


Conclusie
Koning is een expert in zijn vak. Het hele boek straalt betrokkenheid, expertise en vooral enthousiasme uit. Het boek is toegankelijk geschreven en zeer makkelijk leesbaar. De vormgeving is prachtig en het toevoegen van de ondersteunende website www.mediawijsheidindeklas.nl is erg fijn. Bovendien bevat de website downloadable content (DLC), waardoor praktische werkbladen en online materialen toegankelijk zijn. Een waardevolle aanvulling!

Het boek is doorspekt met veel wist je datjes en actuele voorbeelden over mediawijsheid. Ook heeft Koning enkele interessante interviews afgenomen met onder andere Tanja Jadnanansing (Tweede Kamer-lid PvdA), Justine Pardoen (Bureau Jeugd en Media) en Willem Karssenberg (adviseur saMBO-ICT).

Voor iedereen die meer wil weten over mediawijsheid, maar vooral voor iedereen die met concreet lesmateriaal over mediawijsheid aan de slag wil, is dit boek een aanrader!

Het boek is onder andere bij Bol.com te bestellen: http://www.bol.com/nl/p/mediawijsheid-in-de-klas/9200000045321602



vrijdag 19 juni 2015

Interview: Ramon Wieleman

Vrijdag 5 juni verzorgde Ramon Wieleman een prachtige workshop over de Raspberry Pi (klik hier voor mijn blogpost hierover). Naar aanleiding van deze workshop en de ontwikkelingen op het gebied van programmeren in het onderwijs heb ik Ramon geïnterviewd.


Wie ben je en waar houd je je zoal mee bezig?
Mijn naam is Ramon Wieleman en ik ben de bedenker van de Bendoo Box. De Bendoo Box is een compleet pakket om kinderen op een leuke en interactieve manier bekend te maken met de fun van technologie en programmeren. De Bendoo Box is gebouwd rondom de Raspberry Pi. De Raspberry Pi is een erg goedkope mini-computer op creditcard-formaat. De Bendoo Box levert een compleet pakket naast de Raspberry Pi, waaronder een uitgebreide handleiding, die kinderen leert programmeren, websites bouwen en die hun creativiteit prikkelt. Zo gaan ze zelf gave Pi-projecten gaan maken. Al het lesmateriaal over programmeren wordt door de Bendoo Kids uitgevoerd in coole programma's, zoals Minecraft en Scratch.

Naast de bedenker van de Bendoo Box ben ik ook de uitgever van Vives Magazine (vakblad over onderwijsinnovatie en ict), Linux Magazine (alles over open source) en Java Magazine (het tijdschrift voor de onafhankelijke Java-professional). Precies op het punt waar deze drie bladen raakvlakken hebben, daar is de Bendoo Box ontstaan. De leuke hobbyprojecten van de echte programmeurs heb ik vertaald naar coole projecten voor kinderen.

Tevens organiseer ik voor bovenstaande merken ook beurzen en events. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de IPON (Innovatief Platform Onderwijs Nederland), J-Fall (Java-beurs) en IoT Developers Day.

In mijn vrije tijd ben ik vooral bezig met sport (kijken). Geen voetbal- of wielerwedstrijd ontsnapt aan mijn aandacht. Ik woon samen met mijn vriendin in Amsterdam, de stad waar ik nog steeds zielsgelukkig van word als ik er doorheen fiets. De energie van de stad en de oude gebouwen raken mij nog steeds elke keer.


Kun je iets vertellen over je achtergrond?
Na het afronden van mijn middelbare school ging ik meteen op kamers in Amsterdam. Na enkele studie-omzwervingen heb ik uiteindelijk mijn masterdiploma behaald voor de studie Beleid, Communicatie en Organisatie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Dit is een sociale wetenschap, waar de focus vooral op communicatie lag. Mijn masterscriptie heb ik geschreven bij de uitgeverij waar ik nu werk. Het onderwerp ging grof gezegd over de werking van (online) communities en de mate van verbondenheid van de leden daarmee. Na het afronden van mijn scriptie ben ik meteen aan de slag gaan bij deze uitgeverij om mijn afstudeeronderwerp in de praktijk te brengen.


Momenteel zijn Maker Educatie en programmeren in het onderwijs helemaal hot. Hoe kijk jij hier tegen aan? Is het echt nieuw/anders dan vroeger en noodzakelijk voor kinderen om te leren?
Ik kan op deze vraag alleen reageren puur vanuit mijn eigen gevoel. Maker Educatie en programmeren hebben namelijk overlap met elkaar, die mij persoonlijk erg aanspreken. Er is namelijk bij beide vormen geen goed of fout, maar het gaandeweg leren en ontdekken staan centraal. Je moet dus echt zelf nadenken en er energie insteken om tot een resultaat te komen. Verder spreekt de oneindigheid mij erg aan. Een project (maken als programmeren) is nooit af, want er blijven altijd verbeteringen en uitbreidingen mogelijk. Creativiteit wordt dus echt gestimuleerd bij kinderen.

Dit is in mijn beleving echt radicaal anders dan de manier van lesgeven, die ik vroeger ervaren heb. Op mijn basisschool was er weinig tot geen aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling voor individuele kinderen. Iedereen diende in hetzelfde tempo de stof te behandelen en alles wat je leerde moest ook precies aansluiten bij de CITO-toets. Dezelfde vorm van lesgeven heb ik ervaren op mijn middelbare school. Allemaal netjes in de rij lopen en vooral niet van de gebaande (toets)paden afwijken. Creativiteit werd voor mijn gevoel dus echt onderdrukt. Ik zou er veel voor over hebben gehad om vroeger een Fablab of programmeerles op school gehad te hebben… Of Python leren in plaats van Frans.


Wat versta jij onder computational thinking? Is dat niet belangrijker dan sec programmeren?
Eigenlijk heel simpel: het denken als een computer. Veel mensen verwarren soms het menselijke brein met een computerbrein. Dingen die voor ons heel simpel zijn en logisch lijken, zijn dat voor computers juist niet. En andersom. Ik vertel vaak het verhaal aan docenten over de Vogel-app-case:

Iemand wil een app maken waar mensen foto’s kunnen uploaden van een vogel. De app moet dan vertellen wat voor vogel het is en weten waar deze foto gemaakt is. Je zit dan dus met twee dingen die je wilt weten: locatie (waar?) en welke vogel (wat?).
Voor mensen is op een foto niet te zien waar de foto is gemaakt. Dit is domweg onmogelijk, omdat je niet elke plaats in de wereld kunt herkennen. Voor een computer is dit echter een eitje: een smartphone registreert namelijk via GPS ook waar een foto gemaakt is. 1-0 voor de computer.

Het soort vogel herkennen is voor mensen (met een beetje vogelkennis) een eitje. Iedereen herkent zo of er mus, kraai of arend op de foto staat. Een computer kan echter zelf geen vogels herkennen. Daarvoor zul je dus van elke soort een foto in een database moeten stoppen. Maar wat als je de vogel van achteren fotografeert? Of van de zijkant? Of met gespreide vogels? Je zult dus een database moeten bouwen van duizenden foto’s per vogel. Een onmogelijke taak, die heel veel tijd gaat kosten om te programmeren. 1-1 dus.



Verder denk ik niet dat je programmeren en computational thinking los kan koppelen van elkaar. Hoe kan je immers programmeren als je niet kan denken als een computer? Hoe weet je dan wat je moet aanroepen? Je kunt dus wel denken als een computer zonder te kunnen programmeren, maar je kunt niet programmeren als je niet als een computer kan denken. Kortom, volgens mij gaat programmeren juist veel dieper dan computational thinking.


Wat vind je van Scratch? Is dit terecht zo populair? Wat zijn sterke en zwakke punten van dit programma? Zou je dit aanraden of een alternatief voor basisscholen?
Ik vind Scratch helemaal fantastisch! Kinderen (maar ook volwassenen) hebben het zo geleerd. Voor je het weet heb je een poppetje aan het bewegen. Een eigen game heb je zo gebouwd na wat logisch denken. Maar het leuke van Scratch is dat je er echt de diepte in kan gaan. Meer dan dat het kinderlijk vormgegeven design in eerste instantie doet vermoeden. Je kunt gewoon complete robots zelf bouwen en programmeren in Scratch. In mijn ogen is het gewoon een volwaardige programmeertaal.

Het sterke punt van Scratch is dat het gratis is en dat het precies doet wat het moet doen. Ik noem het vaak ook wel “Lego-programmeren”, met blokjes bouw je iets. Verder komen alle basisprincipes van andere programmeertalen terug. Het is dus hetzelfde opgebouwd als bijvoorbeeld Python. Als je het programmeerprincipe leert in Scratch kan je die manier dus meenemen naar een andere programmeertaal. Computational thinking dus!

Een verbeterpunt van Scratch is de rommelige achterkant van het programma. Nu we bezig zijn met het uitbreiden van het lesmateriaal voor de Bendoo Box zijn we in de code van Scratch gedoken. De code is echt een zootje en het verbaasde ons eerlijk gezegd dat het überhaupt werkt! Het programma is volgens mij gebouwd door enthousiastelingen in plaats van programmeurs.

Verder mis ik de koppeling met andere programmeertalen. Waarom zet je er niet gewoon een heel klein blokje achter elk blokje met een “vertaling” van dat specifieke blokje in een andere taal? Dus blokje X ziet er zo uit in C++, Java of Python. Dan leer je volgens mij nog veel meer.

Tot slot verbaas ik me er echt over dat er nog steeds geen volwaardige iOS-app is voor Scratch! Ze hebben dit in 2013 al aangekondigd, maar volgens mij sterft het een stille dood. Er is dus geen iOS-app en de webversie draait op Flash dat niet ondersteund wordt door Apple. Erg vreemd, aangezien bijna alle scholen ondertussen wel een tablet in de klas hebben liggen…

Ik zou elke school aanraden om met Scratch aan de slag te gaan. Het leerproces is heel snel en de mogelijkheden zijn eindeloos. Uiteraard zou ik dan wel kiezen om Scratch te draaien op een Raspberry Pi of Bendoo Box, omdat je dan ook heel simpel “offline” dingen kunt aansturen in Scratch. Een lampje is zo geprogrammeerd en sensoren uitlezen is een koud kunstje.



Je bent druk bezig met het zelf ontwikkelen van lesmateriaal voor de Bendoo Box. Wat is jouw motivatie? En wat zijn uitdagingen?
Mijn motivatie is om kinderen enthousiast te krijgen over technologie! Technologie is niet saai en nerdy, het is juist supercool! Ik wil juist de fun benadrukken van technologie met de Bendoo Box. Dus dat kinderen programmeren niet associëren met lange lappen tekst met gekke tekens, maar met het schetenalarm dat ze zelf gebouwd hebben. Programmeren is volgens mij ook geen doel op zich, zoals ik dat nu vaak zie terugkomen in het onderwijs. “We moeten leren programmeren op school, want daar zijn straks heel veel banen in”. Nee, programmeren is voor mij een middel om een doel te bereiken. Dus je bouwt een robot en die stuur je aan door te programmeren.

Vraag maar eens in de klas of kinderen willen programmeren of dat ze liever een automatisch kattenvoersysteem willen bouwen. Ik weet wel wat ze kiezen!

De uitdaging is om van de Bendoo Box een begrip te maken dat door kinderen geassocieerd wordt met technologie en fun. Ik wil dus ook helemaal niet afhankelijk zijn van de Raspberry Pi met de Bendoo Box. Als er morgen een veel toffer apparaat komt, dan gooi ik me daarop. Maar de allergrootste uitdaging is om leraren zover te krijgen om met technologie in de klas aan de gang te gaan. Tijdens presentaties hoor ik altijd heel veel “ja, maar….”. Technologie is duur en ik snap het zelf niet eens. En dat klopt juist niet! Technologie hoeft helemaal niet duur te zijn. Koop maar eens een batterijtje, ledlampje en paar elektrokabeltjes voor een paar euro in de bouwmarkt en ga daarmee aan de slag.

Ook vind ik juist dat leraren geen verstand van technologie moeten hebben! Laat kinderen het zelf ontdekken en versmal hun blikveld niet door hen alleen aan de slag te laten gaan met het stukje technologie dat jij voorbereid hebt! De leerlingen vertellen na een uur echt wel wat ze gemaakt hebben en hoe ze dat gedaan hebben. Dat is precies de kracht van technologie, programmeren en maker educatie! De enige grens ben je immers zelf, en niet je leraar!



Wat zie jij als grote uitdaging(en) voor het onderwijs nu?
Het stappen uit het “zo heb ik het altijd gedaan”-denken en de huidige toetscultuur. Maar waarschijnlijk komt dit door mijn eigen rebelse, creatieve geest.

Bied kinderen onderwijs op maat. Zoek uitdagingen voor elk kind en laat hen het vooral zelf ontdekken. Volgens mij ontwikkel en leer je veel meer als je zelf gaat uitzoeken hoe iets werkt wat jou echt interesseert, in plaats van met een hele klas hetzelfde doen. Natuurlijk is dit lastiger meetbaar en/of toetsbaar, maar in mijn ogen veel beter qua leerrendement! Natuurlijk heb ik als niet-leraar en niet-vader natuurlijk makkelijk praten vanaf de zijkant!

dinsdag 16 juni 2015

MOOC 21st century skills: geslaagd!




Vandaag kreeg ik het bericht dat ik de MOOC Assessment and Teaching of 21st Century Skills cum laude heb afgerond, met een score van 91,5%!

De afgelopen maanden volgde ik deze MOOC van de University of Melbourne, waarin professoren Patrick Griffin en Esther Care hun bevindingen van het ATC21S project deelden.

Over deze MOOC heb ik zeventien blogberichten geschreven, waarin ik de belangrijkste onderwerpen behandel, zoals de achtergronden en noodzaak van 21st century skills, hoe je deze kunt observeren en meten en hoe de 21st century skills vorm kunnen krijgen in het onderwijs.

Naast ongeveer acht uur aan video-colleges bestond de MOOC uit zes toetsen en een grote schriftelijke eindopdracht. Al met al heb ik alles afgerond met ongeveer een tijdsinvestering van vijf tot acht uur per week.


Onderwijskundig proces
Ik heb gemerkt dat het onderwerp 21st century skills behoorlijk actueel is binnen het onderwijs. Veel scholen proberen een vertaalslag te maken van de 21st century skills naar concrete lessen/activiteiten in de klas. Naar mijn mening heeft deze MOOC mij een goed beeld gegeven hoe deze transfer gemaakt kan worden. Dat wil niet zeggen dat dit een eenvoudig proces is.

Door de onderwijskundige dialoog aan te gaan, kan ik hopelijk scholen helpen met het bepalen van wat ze eigenlijk willen (visievorming). Vervolgens is het belangrijk om leerkrachten hiervoor voldoende deskundig te maken (voor zover ze dat nog niet zijn). Een laatste stap is om te kijken op welke wijze ICT kan ondersteunen bij het implementeren en/of faciliteren. Dit proces vind ik uitermate interessant omdat het dwingt na te denken over goed onderwijs. Onderstaande kennisclip illustreert dit proces:



Stip aan de horizon
Dit studiejaar heb ik twee MOOCs gevolgd en afgerond. Voor mij waren het fantastische ervaringen om op een laagdrempelige manier formeel te leren over nieuwe onderwerpen. Volgend studiejaar wil ik zeker weer proberen om een (aantal) MOOC(s) te volgen. Voorlopig heb ik er al vier op mijn wensenlijstje staan:

Ik zou het erg leerzaam vinden om bovenstaande MOOCs samen met anderen te volgen. Of, een heel andere uitdaging, om zelf eens na denken over het ontwerpen en verzorgen van een MOOC! Mocht je je aangesproken voelen, neem dan gerust contact met me op!

vrijdag 12 juni 2015

Wat houdt ICT-geletterdheid in?

De meeste mensen in het onderwijs hebben gehoord van de 21st century skills, oftewel de vaardigheden voor de 21e eeuw. Stichting Kennisnet onderscheidt op basis van onderzoek door Joke Voogt en Natalie Pareja Roblin (2010) de volgende 21st century skills:
  • Samenwerken;
  • Creativiteit;
  • ICT-geletterdheid;
  • Communiceren;
  • Probleemoplossend vermogen;
  • Kritisch denken;
  • Sociale en culturele vaardigheden.
Sommigen stellen dat van bovenstaand lijstje alleen ICT-geletterdheid echt een nieuwe vaardigheid is. Anderen vinden dat in de hedendaagse maatschappij alle 21st century skills een andere invulling hebben gekregen door de technologische vooruitgang en hedendaagse kennismaatschappij.

Hieronder staat mijn kennisclip over Kennisnets model van de 21st century skills waarin ik onder andere uitleg hoe ICT ook invloed uitoefent op alle andere vaardigheden.



ICT-geletterdheid
Op dit moment zie ik verschillende publicaties en initiatieven die de skill ICT-geletterdheid proberen te duiden. Ik denk ook dat bij ICT-geletterdheid veel mensen een verschillend beeld hebben. Wat houdt ICT-geletterdheid precies in? Wanneer is iemand ICT-geletterd?

Kennisnet zelf legt ICT-geletterdheid als volgt uit: "Vaardigheden voor het effectief en efficiënt gebruik van technologie. Daarbij komen ‘technologische geletterdheid’ en ‘informatievaardigheden’ samen." Een zeer bondige uitleg die direct de vervolgvraag oproept: "Wat zijn technologische geletterdheid en informatievaardigheden?"

Hieronder behandel ik twee theoretische inzichten over ICT-geletterdheid. 


I. New literacies for the knowledge society
In het boek ICT voor de klas beschrijft Gerard Dummer hoe Mioduser, Nachmias en Forkosh-Baruch in 2008 het begrip ICT-geletterdheid hebben uitgewerkt. Hun oorspronkelijke onderzoeksverslag, New literacies for the knowledge society, is te downloaden via muse.tau.ac.il/publications/105.pdf

De onderzoekers verdelen ICT-geletterdheid in zeven onderdelen:
  1. Multimodale informatieverwerking;
  2. Navigeren door de Infospace;
  3. Interpersoonlijke communicatie;
  4. Visuele geletterdheid;
  5. Hyperacy;
  6. Persoonlijk informatie management;
  7. Omgaan met complexiteit. 
Ad 1. Multimodale informatieverwerking
Onze cultuur bestaat uit woorden, beelden en geluiden. Je hebt vaardigheden en kennis nodig om deze inhouden te begrijpen (wat is de precieze betekenis) en zelf dit soort inhouden te kunnen produceren. 

Ad 2. Navigeren door de Infospace
Dit heeft betrekking op informatievaardigheden. Het gaat om het vermogen om te weten wanneer en waarom er een behoefte is aan informatie. Daarnaast moet je weten hoe en waar deze informatie is te vinden. Vervolgens moet je instaat zijn deze informatie te decoderen, te evalueren, te gebruiken en te communiceren op een efficiënte en ethische wijze. 

Ad 3. Interpersoonlijke communicatie
In deze maatschappij zijn vele verschillende vormen van communicatie. Je hebt vaardigheden nodig voor een zinvol, goed geïnformeerd en ethisch gebruik van al deze communicatiemiddelen. Daarnaast gaat het om meerdere communicatiekanalen (tegelijkertijd) te kunnen gebruiken en voor verschillende doeleinden het meest efficiënte communicatiemiddel te kiezen. 

Ad 4. Visuele geletterdheid
Je moet verschillende soorten beelden kunnen decoderen, evalueren en zelf gebruiken. Je kunt hierbij gebruik maken van alle soorten media. Het doel is dat je in staat bent om met beelden kritisch te denken, te redeneren, te besluiten, te communiceren en te leren. 

Ad 5. Hyperacy
Online teksten zijn vaak interactief. Lezers moeten continu kiezen of ze willen verder lezen of doorklikken naar een aanverwante website. Hyperacy beschrijft het vermogen om te kunnen gaan met deze interactieve vormen kennis. Zowel als consument (bijvoorbeeld Wikipedia lezen) als producent (op Wikipedia bijdragen). 

Ad 6. Persoonlijk informatie management
Je moet (uiteraard) ook in staat zijn om eigen informatie (veilig) op te bergen en terug te vinden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan persoonlijk bestandsbeheer, zowel online als offline. 

Ad 7. Omgaan met complexiteit    
Het is belangrijk om over vaardigheden te beschikken om complexe problemen te bestuderen. Ben je in staat om je hierin te verdiepen en het te begrijpen? Dat kan betekenen dat je meerdere strategieën moet toepassen, zoals het opdelen van het probleem. Daarnaast is het een uitdaging om oplossingen te bedenken die je kunt  implementeren.

De onderzoekers onderscheiden drie verschillende manieren om ICT in te zetten: 
  • Werken met de computer zelf (de techniek);
  • ICT als ondersteuning van leren (de didactiek);
  • ICT inzetten om te werken aan informatievaardigheden en mediawijsheid. 
Dit overzicht geeft volgens mij behoorlijk concreet aan wat ICT-geletterdheid inhoudt. Daarnaast geeft het aanknopingspunten om hier in het onderwijs mee aan de slag te gaan.



II. Stichting Leerplan Ontwikkeling
In 2014 publiceerde SLO het rapport 21e eeuwse vaardigheden in het curriculum van het funderend onderwijs (download) waarin ze het onderzoek beschrijven naar 21st century skills in het algemeen en digitale geletterdheid in het bijzonder.

Het rapport stelt: "Digitale geletterdheid is een van de 21e eeuwse vaardigheden die in alle onderzoeken terugkomt, vaak onder de noemer digitale geletterdheid, maar de termen ICT-vaardigheid, information literacy, technology en media skills, etc. worden ook gebruikt."

SLO onderscheidt vier gebieden binnen ICT-geletterdheid (ook al noemen zij het digitale geletterdheid):
  1. Basiskennis;
  2. Computational thinking;
  3. Informatievaardigheden;
  4. Mediawijsheid.
Ad 1. Basiskennis
Hierbij gaat het om het kennen van basisbegrippen en functies van computers en computernetwerken.  Daarnaast zou je hardware moeten kunnen benoemen, aansluiten en bedienen. Ook zou iedereen moeten kunnen omgaan met standaard kantoortoepassingen (lees: Word, Excel en PowerPoint) en apps. Tot slot is ook het kunnen werken met internetbrowsers en e-mail belangrijk.

Ad 2. Computational thinking
Je moet problemen zodanig kunnen formuleren dat het mogelijk is de computer en andere digitale toepassingen te gebruiken om de problemen op te lossen. Dat houdt in dat je kunt logisch ordenen en analyseren van data. Vervolgens kun je dit op abstract niveau representeren bijvoorbeeld door modellen en simulaties te gebruiken. Ook het algoritmisch kunnen denken om oplossingen te genereren hoort hierbij.
Een belangrijk onderdeel van computational thinking is het kunnen analyseren van mogelijke oplossingen en een keuze maken voor de meest effectieve en efficiënte stappen en bronnen om tot een uiteindelijke oplossing te komen. De laatste stap is het kunnen generaliseren van het proces zodat het ook bij andere problemen toegepast kan worden.

Ad 3. Informatievaardigheden
Informatievaardigheden hebben betrekking op het kunnen signaleren en analyseren van een informatiebehoefte en op basis hiervan informatie kunnen zoeken, selecteren, verwerken en gebruiken.
Dit betekent dat je een zoekvraag kunt formuleren, trefwoorden kunt genereren, informatie en websites (kritisch en deskundig) kunt beoordelen, informatie uit verschillende bronnen kunt integreren en deze informatie (creatief) kunt organiseren.

Ad 4. Mediawijsheid
Bij mediawijsheid gaat het om drie belangrijke activiteiten die betrekking hebben op alle burgers:
  • Functioneren: optimaal functioneren in de hedendaagse maatschappij; 
  • Participeren: participeren in het maatschappelijk proces; 
  • Produceren: nieuwe media nodigen uit tot het produceren van content. 
Op basis van het onderzoek is mediawijsheid opgedeeld in vier competentiegroepen:
  • Gebruik: technisch gebruik en het bedienen van media(-apparatuur); 
  • Kritisch begrip: kritisch analyseren en evalueren van media-inhoud en eigen mediagedrag, begrijpen van de rol van media als instituut in de samenleving en eigen leven; 
  • Communicatie: actief, creatief en sociaal mediagebruik; 
  • Strategie: keuzes in mediagebruik, begrijpen welk medium het meest geschikt is, zelfkennis. 
In onderstaande kennisclip licht ik dit Mediawijsheid Competentiemodel toe:



Kortom, volgens SLO is digitale geletterdheid (of ICT-geletterdheid) een combinatie van al die dingen. Daarmee is het dus behoorlijk omvangrijk!


Conclusie
Beide publicaties hebben aardig wat overlap. De deelonderwerpen ICT-basisvaardigheden, informatievaardigheden en mediawijsheid komen duidelijk in beide publicaties naar voren. Bij SLO komen computational thinking skills expliciet naar voren, maar hiervan zijn ook elementen terug te zien in het lijstje van Mioduser, Nachmias en Forkosh-Baruc.

Ik denk dat met dit overzicht het een stuk helderder al is wat ICT-geletterdheid inhoud, maar dat er vaak nog wel een vertaalslag nodig is om hiermee concreet in het onderwijs mee aan de slag te gaan. Sommige onderdelen, waaronder mediawijsheid, zijn steeds meer uitgekristalliseerd. Andere gebieden zullen de komende tijd zeker verder worden uitgewerkt.

Zo is SLO momenteel bezig met het uitwerken van een soort leerlijn op het gebied van computational thinking en ook schoolbesturen zijn aan de slag met het uitdenken van een leerlijn programmeren (http://www.kennisnet.nl/themas/21st-century-skills/artikelen/blogberichten/schoolbesturen-ontwikkelen-leerlijn-programmeren-voor-basisonderwijs)

Het zou goed zijn om zoveel mogelijk van elkaars expertise gebruik te maken en werk met elkaar te delen. Volgens mij hoort dat ook bij ICT-geletterdheid!