donderdag 4 juni 2015

Gezocht: meer buurmannen in het onderwijs!


Sinds een paar weken zijn mijn zoon (5) en dochter (3) grote fan van Buurman en Buurman. Als ze bijvoorbeeld de aflevering kijken waarin de twee buurmannen fitnessoefeningen doen, liggen ze allebei helemaal in een deuk.


Buurman en Buurman (oorspronkelijk Pat a Mat) is een Tsjecho-Slowaakse poppenanimatieserie van Lubomír Beneš over twee onhandige maar vindingrijke klussers. De korte animatievideo's van Buurman en Buurman zijn al jaren ontzettend populair. De twee buurmannen zijn ontzettend praktisch en proberen elk probleem dat ze tegenkomen op te lossen.

Het leuke van Buurman en Buurman is dat de twee mannen voor mij een soort ideaal beeld tonen van hoe een maker is. Ze zijn nooit boos, nooit moedeloos en nooit gefrustreerd. Ze zijn creatief, constructief, innovatief, behulpzaam, vindingrijk, ijverig en nieuwsgierig.


Ontwerpmodellen
Het handelen van Buurman en Buurman sluit naadloos aan bij elk model of elke cyclus van ontwerpend leren. Neem bijvoorbeeld de ontwerpcyclus van het Wetenschapsknooppunt:
  1. Probleem verkennen en formuleren;
  2. Ideeën verzinnen en selecteren;
  3. Concepten uitwerken en selecteren;
  4. Prototype maken;
  5. Testen en optimaliseren;
  6. Presenteren.
Of het ontwerpmodel van Mitch Resnick’s Lifelong Kindergarten Lab at MIT:
  1. Imagine;
  2. Create;
  3. Play;
  4. Share;
  5. Reflect .
Of nog eenvoudiger; het stappenplan van Sylvia Martinez and Gary Stager in Invent to Learn:
  1. Think;
  2. Make;
  3. Improve.
Al deze modellen en cycli hebben gemeen dat ze willen aansporen tot handelen. Ga maar doen. Ga maar testen. Ga maar uitproberen. Kijk eens wat er gebeurt. En nu? Hoe kun je nu verder?


Niet toetsen maar leren
Waar het op neerkomt: de buurmannen maken. Ze zijn onbevangen. Niet bang om fouten te maken. Niet bang om te experimenteren en daarvan te leren. Dat is volgens mij de kracht van maker educatie. Je wordt niet afgerekend op het eindproduct of op het maken van (denk)fouten. Integendeel! De nadruk ligt op het (leer)proces. Het is een soort ultieme tegenhanger van de huidige toetscultuur.

Omdat de projecten altijd betekenisvol zijn (vanuit de belevingswereld van het kind), zijn kinderen gemotiveerder om aan de slag te gaan. En ze begrijpen waarom ze het doen. Bovendien ervaren makers het gevoel van daadwerkelijk iets maken, iets bereiken, iets oplossen. Dat is toch heerlijk!


Initiatieven
Er zijn ondertussen zo ontzettend veel initiatieven in Nederland om niet alleen kinderen, maar eigenlijk iedereen aan het maken te krijgen. Denk alleen maar aan de klooikoffers van Astrid Poot, de MakerBuzz van de Brabantse bibliotheken en de fabklas op het Christelijk College de Populier in Den Haag. En elke week komen er nieuwe initiatieven bij!

Zo las ik bijvoorbeeld dat in Utrecht onlangs de MakerSchool is gestart. En ook Kennisnet heeft een aantal mooie publicatie op het gebied van maker educatie online staan, zoals de Maker Movement Ladder en Maker in het Onderwijs.


Conclusie
Een veel gehoorde vraag op mijn werk (Pabo van Hogeschool Utrecht) is: "Hoe krijgen we meer mannen in het onderwijs?" Ik zou daarvan willen maken: "Hoe krijgen we meer buurmannen in het onderwijs?"

Meer focus op leerlinginitiatief. Meer focus op creëren. Meer focus docentbegeleiding in plaats van rendementsdenken. Kinderen zijn gemotiveerd en betekenisvol aan het werk. Je hoeft als leerkracht echt zelf geen expert te zijn. Ga samen met de kinderen op ontdekkingstocht. Alle middelen zijn er. Geen excuusjes meer. Aan de slag! A je to!


2 opmerkingen:

  1. Hoe bizar... Voor de minorKLM (Kind, leren en Media) gebruik ik dit filmfragment :-)
    https://youtu.be/UpqBYOT0IqE

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hoi Frank,

    Die is ook erg leuk! Welke niet eigenlijk? Ben je zelf een beetje een buurman?

    BeantwoordenVerwijderen